De Pride van mijn dromen

Pride_2010_0001

De Vlaamse koepelorganisatie Çavaria lanceerde een open bevraging over de toekomst van de Belgian Pride, de jaarlijkse LGBT-manifestatie in Brussel sedert 1996.  Ik stond mee aan de wieg van dit grootse evenement en was jarenlang actief bij het organiseren ervan. Hieronder mijn antwoord op de belangrijkste vragen.

Is de Pride een feest of een politiek statement?

De Pride is – sedert het begin – een politiek statement in feestverpakking. Toen we eind jaren ’80 van vorige eeuw onze aanloop namen tot het organiseren van de eerste prides (toen nog Roze Zaterdag genoemd, zie het korte overzicht onderaan dit artikel) gingen we een kijken nemen in Nederland, waar de Roze Zaterdag jaarlijks in een andere stad werd georganiseerd. We namen het vaste stramien van hen over: een religieuze viering, een optocht door de stad gevolgd door een openluchtfeest en de feesten/fuiven ’s avonds. Wat we in Nederland niet zagen was dat men op straat kwam voor eisen. In België hebben we van in het begin gezegd: we komen op straat om ons te laten zien en om duidelijk te maken hoe we de maatschappij willen veranderen. Sedert 1992 wordt de manifestatie gekoppeld aan een eisenplatform dat sedertdien jaarlijks wordt geactualiseerd. Het kiezen van een thema kan één of meerdere punten uit dat eisenplatform benadrukken, zoals dit jaar in Brussel rond transgenders.

Yvan_5 mei 1990_0001.jpg
Archieffoto: Yvan Brys op de Roze Zaterdag van 5 mei 1990.

Waarom moet er een Pride zijn (of waarom niet meer)?

De Pride is het belangrijkste drukkingsmiddel waarover we beschikken. Het is vrij uniek dat een ‘minderheidsgroep‘ jaarlijks een dag lang de hoofdstad inneemt, met de steun van de meeste politici en de overheid. De Pride is ook een factor die ons kracht geeft. Dat merkten we duidelijk toen na de moord op Ihsane Jarfi in 2012 – enkele weken voor de Pride in Brussel – de LGBT-beweging bij hoogdringendheid ontvangen werd door de premier en er een plan tegen homofoob geweld werd beloofd. Premier Di Rupo kon het zich niet permitteren om op de Pride te verschijnen zonder dat zijn regering had gereageerd. Ook de terreur van IS kon ons niet van de straat houden. Ook hier speelt de kracht van het getal.

Is er een (gewenste) evolutie?

Er zijn drie essentiële redenen om de Pride te blijven organiseren: naast de zichtbaarheid en het eisenplatform neemt de derde reden aan belang toe: de internationale solidariteit. We hebben in België reeds enkele eisen gerealiseerd en het klimaat is hier een stuk minder homofoob dan in de rest van de wereld. Het is belangrijk dat we onze strijd blijven zien als een globale strijd waarbij solidariteit met de rest van de wereld belangrijker wordt. (Zie de openingsspeech van 2016) Niet alleen met de strijd in andere Europese landen, maar ook die in Azië, Latijns-Amerika en zeker Afrika, waar Europa een zware koloniale schuld af te lossen heeft. We weten immers dat in een aantal landen de homofobe wetten door de koloniale bezetter werden ingevoerd.

Is het een probleem of is het net goed dat er meerdere Prides georganiseerd worden in België? Waarom wel/niet?

Een Pride is nooit een probleem, integendeel. Als er draagkracht is voor een Pride (zoals enkel jaren geleden in Brugge, en nu in Antwerpen) kan dat enkel positief zijn. Belangrijk is dat wie een Pride organiseert rekening houdt met de drie elementen: zichtbaarheid, eisenplatform en internationale solidariteit. De Pride in Brussel heeft een extra dimensie omdat daar holebi’s en transgenders uit het hele land samenkomen. Dat is belangrijk op verschillende niveaus: in Brussel voelen we de sterkte van de solidariteit tussen Walen, Vlamingen, Brusselaars en het toenemend aantal mensen uit de hele wereld die hier wonen. Het is ook belangrijk dat de LGBT-organisaties uit de verschillende delen van het land de Pride als een verbindende factor gebruiken. Daarbij is het belangrijk te beseffen dat de Pride een eigen dynamiek heeft. De koepelorganisaties (Çavaria, Rainbowhouse, Arc-En-Ciel) mogen niet de fout maken dit als concurrentie te zien. Integendeel: de Pride maakt zaken mogelijk die de koepelorganisaties apart niet kunnen realiseren.

Pride_2012_0001
Archieffoto: Afrikaanse deelnemers aan de  Pride 2012

Is er op dit moment voldoende betrokkenheid bij alle mogelijke partners (verenigingen, horeca, media, politieke wereld,..)? Hoe ervaren jullie dit zelf? Hoe kijken jullie naar de betrokkenheid van andere partners? Hebben jullie suggesties om dit te veranderen?

Ik zie dat het animo om naar de Pride in Brussel te komen nogal verschilt van vereniging tot vereniging. Het is jammer dat sommige organisaties totaal niet mobiliseren voor de Pride. Deelname aan de Pride is immers niet enkel belangrijk voor de manifestatie zelf. De mensen die je als organisatie meeneemt naar de Pride komen op die manier in contact met een massale bijeenkomst van holebi’s en transgenders in een kader dat je nergens anders vindt. De Pride is goed voor een positiever zelfbeeld en als je er zelf geweest bent kan je de cliché’s die over de Pride en over LGBT bestaan gemakkelijker doorprikken.

Over de betrokkenheid van bedrijven kan je lang discussiëren. Voor sommigen wordt de Pride teveel een reclamestoet en gaat dit te koste van het emancipatorisch aspect. Ik deel die kritiek. Maar we leven nu eenmaal in een kapitalistisch land waar ondernemen gelijk staat aan het najagen van een maximale winst. De Pride is zo groot geworden dat meer en meer bedrijven daar een markt in zien. Belangrijk is dat voor bedrijven die in de Pride investeren de lat hoog genoeg wordt gelegd. Zijn we er zeker van dat holebi’s en transgenders in die bedrijven niet gediscrimineerd worden? Laten die bedrijven moslima’s met een hoofddoek toe? Werken die bedrijven op een klimaatvriendelijke manier? Zetten die bedrijven zomaar mensen op straat, ook al maken ze superwinsten en keren ze hoge dividenten uit aan de aandeelhouders, zoals ING of Caterpilar? Een homoseksuele CEO van een multinational heeft niet echt veel gemeen met zijn LGBT-werknemers behalve zijn homoseksualiteit.

Antwerp Pride Hondekopje_0001

Is het een probleem of is het net goed hoe er door de media verslag wordt gedaan over de (activiteiten in het kader van de) Pride?

Uiteraard moeten de media verslag uitbrengen van de Pride. Daar hebben we van in het begin op aangedrongen. Uit het eisenplatform van de Roze Zaterdag van 1992: “Verantwoordelijken in de mediasector zouden zonder sensatiezucht, op een realistische en gedocumenteerde wijze het fenomeen homoseksualiteit in hun programma’s en artikels moeten integreren.” Ik heb het meegemaakt als persverantwoordelijke voor de Roze Zaterdag dat de VRT die bewuste dag moest kiezen tussen een cameraploeg sturen naar de Roze Zaterdag of naar een aangespoelde potvis aan de Belgische kust. Intussen is de Pride zo groot geworden dat de media er niet meer naast kunnen kijken. Ook hier speelt mee dat media bedrijven zijn die winst moeten maken. En dat doen ze door het verkopen van de meest sensationele en controversiële beelden en standpunten. Het negatieve effect daarvan is niet te onderschatten. Ik hoorde vorig jaar van PVDA-leden die voor het eerst deelnamen aan de Antwerp Pride hoe verbaasd ze waren over het feit dat daar zo veel mensen rondlopen die gekleed zijn zoals de doorsnee Belg. Ze hadden een totaal vertekend beeld gekregen via de media. Dat is niet enkel het geval met de Pride. In de verslaggeving over bijna elke grote vakbondsbetoging wordt er uitgebreid aandacht besteed aan relletjes, ook al betekenen die paar tientallen relschoppers niets vergeleken bij de tienduizenden betogers. Waarmee ik de feestelijk uitgedoste of in leer gehulde deelnemers aan de Pride zeker niet wil gelijkstellen met relschoppers.

Elk jaar wordt met het nodige wantrouwen gekeken naar hoe de media de Pride brengen. Het is ook bijna een traditie geworden dat de media op voorhand opinies publiceren van mensen die Pride als contraproductief beschouwen en er afstand van nemen. Dat debat blijft en dat is op zich niet negatief. Het toont aan dat de Pride de functie van katalysator vervult. Interessant is dat elk jaar bijna altijd dezelfde tegenargumenten. Maar laten we ons niet al te veel zorgen maken. Meestal wint de Pride de discussie. Waar is de tijd dat Marc van Peel, toenmalig voorzitter van de CVP (nu CD&V) zich als volgt uitliet over de Pride: “Ik moet u zeggen dat ik soms vragen heb bij de manier waarop rond die homoproblematiek actie wordt gevoerd. Als ik zie hoe in heel veel gezinnen in Vlaanderen bv. op het moment dat kinderen zeggen tegen hun ouders: wij zijn homofiel – dat is geen vanzelfsprekende mededeling naar vele ouders toe, vraagt een heel aanvaardingsproces enzoverder – heel veel homofielen functioneren compleet gewoon in onze samenleving.., en als die mensen dan hun belangen verdedigd zien door mensen die in roze onderbroeken op roze zaterdag op de barricaden kruipen en daar allerlei gekke stunts uithalen dan vraag ik mij af – maar ik weet dat ook velen van hen zich afvragen – of dat de juiste manier is om die belangen en die rechten te verdedigen.” Dat was in een interview met Terzake in 1996. Intussen rijdt er in de Pride een praalwagen van de CD&V rond. Weliswaar zonder al te gekke stunts. De kleur van de onderbroeken is niet bekend.

CD&V_Antwerp Pride2016_0001
CD&V-praalwagen op de Antwerp Pride 2016

Heb je nog een opmerking, een vraag, een suggestie?

De organisatoren van de Pride hebben – terecht – nooit censuur opgelegd aan de deelnemers. De Pride is immers een mini-vrijstaat waar mensen hun seksuele en genderidentiteit publiek kunnen beleven. Dat is slechts enkele uren per jaar mogelijk. Dat zal weerstand blijven oproepen omdat deze maatschappij nu eenmaal een strikte gedragscode blijft opleggen. Het is door die dwingende code dat beelden van de Pride voor een deel van het publiek choquerend zijn.

De Pride van 1979 tot nu

De eerste keer dat holebi’s op straat kwamen was op de ‘homobetoging‘ op 5 mei 1979 in Antwerpen, georganiseerd door de Rooie Vlinder, gevolgd door een feest in de Arenahal in Deurne. Het daar daarop – 28 juni 1980 – organiseerden de Rooie Vlinder en de Federatie Werkgroepen Homofilie (FWH, het huidige Çavaria) de eerste homo- en lesbiennedag in Brussel met een optocht door de stad en een feest in de Ancienne Belgique. Op 9 mei 1981 werd het recept herhaald in Antwerpen, met een groot feest in de Antwerpse stadsfeestzaal. Op 26 juni 1982 organiseerde de FWH in Antwerpen een Homo/Lesbienneweek. Het zou voorlopig de laatste keer dat holebi’s op straat kwamen, de jaren daarop bleef enkel het grote feest in de stadsfeestzaal bestaan.

Roze Zaterdag_1990_0001
Archieffoto: De optocht van de Roze Zaterdag 1990 vertrekt aan het Antwerpse stadspark.

 

Vanaf 1988 werd opnieuw hard nagedacht en vergaderd over het opnieuw op straat komen. Na enkele leerrijke bezoekjes aan de Roze Zaterdag in Nederland (Delft 1988, Haarlem 1989) zetten we op 5 mei 1990 de grote stap: activisten van de FWH, het Roze Aktiefront en het tijdschrift De Janet organiseren in Antwerpen de eerste Roze Zaterdag. Met een grote groep solidaire Nederlanders en een eerste delegatie van de Franstalige LGBT-beweging. Een aantal prominenten uit de politieke, sociale en culturele wereld ondertekenen een manifest waarin ze voor het eerst de eisen van de beweging steunen. Het blijkt nog niet haalbaar om de Roze Zaterdag jaarlijks te organiseren. In 1992 strijken we neer in Gent. Het idee om definitief naar Brussel te trekken wordt even in de koelkast gestopt omdat het Vlaams Blok intussen monsterscores haalt in Antwerpen en we willen laten zien dat we ons daar niet laten verjagen. In 1994 staan we er terug in Antwerpen. Vanaf 1996 verhuist het feest definitief naar Brussel en wordt BLGP (Belgian Lesbian & Gaypride) en later Pride. Het aantal randactiviteiten neemt toe en er komt een Pride Week. Het aantal deelnemers aan de parade is in de loop der jaren toegenomen van enkele honderden tot tienduizenden.