De Janet aan het Loket

Sven Pichal_regenboog0001.jpgToen ik op de Algemene Vergadering van çavaria vroeg wat het standpunt is van de koepelorganisatie over hoofddoeken en regenboog-t-shirts bij loketbediendes en andere ambtenaren kreeg ik als antwoord dat men nog niet echt had nagedacht hoe men het begrip ‘neutraliteit’ moest invullen. Dus begon ik erover na te denken. Altijd bereid om een helpende hand uit te steken nietwaar?

Ik las een aantal reacties op de omstreden quote van Bart De Wever nog eens opnieuw. Een van de weinige waar ik echt van opkeek was die van Sven  Pichal, die als radio- en TV-homo naar zijn mening werd gevraagd. Hij ligt er niet wakker van, liet hij weten in Het Nieuwsblad van 4 februari: “Ik heb het gevoel dat Bart De Wever als werkgever spreekt en dat hij met zijn verbod op regenboogshirts de lijn doortrekt van het vorige stadsbestuur. Ik begrijp de commotie niet helemaal: voor mij is dit geen homohaat, maar een storm in een glas water.” Waar maken jullie je druk over? schijnt Sven ons te willen zeggen: “Toen ik aangesloten was bij Enig Verschil had ik daarvan wel een t-shirt. Maar eigenlijk heb ik het alleen gedragen om te schilderen.”

Hema_Moslima0002.jpgWerkgevers als goede voorbeeld?

Het was inderdaad de vorige coalitie van Patrick Janssens die het hoofddoekenverbod aan de Antwerpse loketten heeft ingevoerd. Zijn partij, de SP.A, is daar intussen al op teruggekomen en wil dat verbod liefst opnieuw afschaffen. In Gent is de kans groot dat het hoofddoekenverbod sneuvelt.  Bovendien is het toch wel heel gevaarlijk om openbare diensten het voorbeeld van de ‘werkgevers‘ voor te houden. Voor hen gaat het maken van winst voor op emancipatie en gelijkheid.  Dat bleek duidelijk toen de Hema een verkoopster ontsloeg omdat ze weigerde haar hoofddoek af te doen bij het werk.  Joyce Van Op den Bosch (foto) uit Genk kreeg de steun van  het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) “We zijn niet over één nacht ijs gegaan. We hebben verschillende keren met het bedrijf aan tafel gezeten om oplossingen te zoeken, maar dat bleek niet mogelijk te zijn. Daarom hebben we, na overleg met de vakbond en met toelating van het slachtoffer, deze stap gedaan”, zegt Jozef De Witte, directeur van het CGKR.  Mensen die het CGKR kennen zullen je bevestigen dat ze daar niet zo maar naar de rechter stappen. Is het dat soort ‘werkgevers’ dat Sven voor ogen had toen hij zijn commentaar gaf in het Nieuwsblad? De arbeidsrechtbank van Tongeren gaf Joyce gelijk en kende haar een schadevergoeding toe van 9.351 euro. Hema ging niet in beroep. Daarmee heeft Joyce haar job niet terug, maar de rechter maakt wel duidelijk dat een bedrijf dit zomaar niet kan.

Bart De Wever_0002.jpgBart De Wever en anderen zwaaien graag met het begrip ‘neutraliteit’ als het over personeel van de openbare diensten gaat. Laten we daarover eens een boompje opzetten.

Twee soorten neutraliteit 

Je kan het begrip neutraliteit op twee manieren invullen. 

Exclusieve neutraliteit: je sluit zoveel mogelijk uit. Het dragen van een uniform zoals bij politie of verpleging is de ultieme vorm.  Deze cultuur was zeer zichtbaar tot einde jaren 1960, ook in het openbare leven.  Iedereen had ongeveer dezelfde haarsnit (naargelang je man of vrouw was), droeg kledij van min of meer dezelfde dominante kleur. Mannen droegen een broek, vrouwen een rok. Het t-shirt had zijn intrede nog niet gedaan, evenmin als de minirok of de jeansbroek. 

Inclusieve, dynamische neutraliteit: je sluit in principe niet uit.  Alles wat bij manier van spreken te zien is in de lokettenzaal mag ook achter het loket. Je integreert de veelkleurigheid en de multiculturaliteit  zoals je die in het straatbeeld ziet in het overheidsbeleid.  Er blijven evidente beperkingen, zoals geen publiciteit op de kleding.  De publieke dienstverlening probeert zoveel mogelijk mensen het gevoel te geven dat ze erbij horen.  De overheid kan hier een voorbeeldfunctie vervullen, zoals bij deze agenten in Canada (rechts op de foto)  en Groot Brittannië.

Neutraliteit_0002.jpg

Lokettendebat  in Antwerpen

Het lokettendebat in Antwerpen ging in beginsel enkel over het dragen van de hoofddoek. Bart De Wever voegde daar in De Standaard van 2 februari 2013 aan toe: “Ik wil ook niet dat iemand met een regenboog-t-shirt achter het loket zit”.  De Wever koos zelf voor het beeld van het t-shirt. Een beeld dat niet echt relevant is. Er is terecht op gewezen dat holebi’s niet staan aan te schuiven om met zo’n kledingstuk aan een loket te gaan zitten. Veel relevanter is het uiterlijk en het gedrag (‘de maniertjes’) die sommige mannen en vrouwen vertonen en dat bij mannen als ‘verwijfd’ geboekstaafd staat.Falko_188938_3.jpg Herinner je de discussie over Falko.  De discussie over gender dus. “Je kan het aan mij niet zien, ik ben niet zo’n tante trien” scandeerden de manifestanten spottend en uitdagend naar de toeschouwers op de eerste ‘homobetoging’ op 5 mei 1979 in Antwerpen.

Dat genderdoorbrekend gedrag wordt door De Wever niet genoemd, maar we mogen aannemen dat hij er impliciet naar verwijst als hij in het interview zegt: “Omdat een homoseksueel via een dergelijke symboliek duidelijk maakt dat hij of zij die obediëntie is toegedaan. En andere mensen herkennen dat.” Hij voegt er niet aan toe dat die mensen daar afwijzend tegenover staan maar hij suggereert het wel. 

De trouwring  van Gwendolyn

Niet alles wat we bij een loketbediende zien is verboden. Het dragen van een trouwring bijvoorbeeld.  In het Nieuwsblad vroeg Gwendolyn Rutten van Open VLD zich af “of haar trouwring nog wel neutraal was.”Een terechte opmerking. Het huwelijk is geen neutrale instelling en vaak omstreden. De meeste gevallen van seksueel misbruik gebeuren in een gezinscontext. Dat kan mensen tegen de borst stuiten. De wet op de schijnhuwelijken is snoeihard. Heel wat mensen werd verboden om te trouwen met een buitenlandse partner omdat men deze  – al dan niet terecht – van bedrieglijke drijfveren verdacht. De helft Belgische kinderen wordt geboren buiten het huwelijk. Een aantal mensen zal zich dus storen aan het uiterlijke kenteken bij uitstek van het huwelijk. Dat is echter niet de zorg van De Wever of van andere voorstanders van een hoofddoek- of t-shirtverbod.

Trouwring0001.jpg

Hier zien we dat het verbod zich beperkt tot een aantal (vestimentaire of andere) uitingen en dat die uitingen (voorlopig?) van minderheden komen: moslims, transgenders en homoseksuelen.  Wie er voor kiest om uiterlijke kenmerken zichtbaar te maken in het kader van een functie als loketbediende staat onder druk.  “Een klant bij de stad Antwerpen heeft er geen boodschap aan te weten dat de loketbeambte een homoseksuele islamiet is die voor Vlaams Belang stemt” zegt De Wever nog. Hij gaat hier duidelijk in overdrive en stapelt een aantal kenmerken op elkaar. De vraag die bij de lezer opkomt zou kunnen zijn: als de klant er geen boodschap aan heeft, waarom moeten die kenmerken dan verborgen blijven?  En waarom zit de trouwring niet in het lijstje dat De Wever opsomt?

loketten0002.jpgAls ambtenaren niet mogen discrimineren, waarom worden ze dan zelf gediscrimineerd?

Opvallend is ook dat voorstanders van een hoofddoekenverbod aan het loket nooit spreken over discriminerend gedrag waaraan de loketbediende zich eventueel zou kunnen schuldig maken.  Nochtans zijn in de  steden zowel moslims als holebi’s en transgenders duidelijk zichtbaar in het publieke leven. We weten ook dat bij de bevolking fenomenen als  racisme, homo/transfobie en seksisme aanwezig zijn.  Loketbedienden zijn blijkbaar voorbeeldig in het naleven van de neutraliteit want er zijn hierover geen klachten bekend. Dat is op zich een hele geruststelling en maakt de vraag waarom de loketbedienden zelf aan discriminerende beperkingen onderworpen worden nog relevanter. 

Laten we het regenboog-t-shirt even buiten beschouwing en concentreren we ons op de groepen die mogelijks herkenbaar aan een loket kunnen zitten: de moslim(a), de transgender en de holebi.  

De hoofddoek en het slappe handje 

Sommige moslima’s willen graag mét hoofddoek aan het loket zitten, van sommige homo’s en lesbiennes kan je vanop tien meter van het loket zien dat ze tot deze ‘obediëntie’ behoren.Ceci_0002.jpg  We weten dat tegenover beide groepen weerstand bestaat. Zowel de hoofddoek als het ‘afwijkend‘ gedrag van sommige mannen en vrouwen wordt veronderstelt negatieve gevoelens op te roepen bij het publiek.  Ik laat in het midden hoe relevant die negatieve gevoelens zijn. Ze zijn er gewoon. 

Holebi’s en transgenders samen met de hoofddoek terug in de kast?

Je hebt van die slimme mensen die volgende opmerking maken: “Een hoofddoek dragen, daar kies je voor. Holebi zijn, daar kies je duidelijk niet voor. Je kan beide groepen dus niet zo maar over één kam scheren.”    Kunnen we iets doen met die opmerking? Om te beginnen is het even pijnlijk gediscrimineerd te worden omwille van iets waar je zelf voor kiest.  Je zou kunnen zeggen dat als je er voor kiest om als holebi ‘op te vallen’ je daar ook niet mag worden op aangesproken. Discriminatie omwille van het uiten van je seksuele voorkeur of gender kan niet. Maar dat wisten we eigenlijk al lang. En als je er willens nillens toch voor kiest om aan het loket  een hoofddoek te dragen als moslima? Mag je daar dan wel op worden aangesproken? Volgens sommigen wel. Je kan er immers voor kiezen om je hoofddoek thuis in de kast  te laten. Je kan niemand een job als loketbediende ontzeggen als hij/zij kenmerken van de homoseksuele obediëntie vertoont. Maar kan je dat wèl als je de vrije keuze hebt, zoals bij het dragen van een hoofddoek? 

Neutraliteit_jaren50.jpg

Neutraliteit = heteronormativiteit? 

Hier komen we op een belangrijk punt: de fundamentele gelijkheid van mensen.  Iedereen die de democratie ter harte neemt zal – hoe atheïstisch hij/zij ook moge zijn – het recht op vrije godsdienstbeleving en het uiten daarvan verdedigen.  Op dat niveau is er geen enkel verschil met het recht om je seksuele geaardheid te uiten binnen eenzelfde context.  Voor je het weet krijg je ook als homo immers de ‘goede raad’ om wat minder op te vallen, enkel in het weekend make-up te gebruiken en bepaalde bloesjes in de kast te laten.  Mannen horen zich toch ook neutraal (lees: mannelijk) te gedragen? Dat is toch niet zo moeilijk?  Lesbiennes kunnen toch even gemakkelijk een rok en bloes aandoen in plaats van die eeuwige tuinbroek?Pride0001.jpg We weten toch hoe er elk jaar opnieuw gereageerd wordt op dat (nog veel uitgesprokener) extravagante gedrag op de pride?  Is dat echt zoveel gevraagd om zich wat in te houden om zo beter geaccepteerd te worden? Zo wordt het vasthouden aan neutraliteit heel snel het opleggen van heteronormativiteit. Het mechanisme is in wezen hetzelfde als bij het hoofddoekenverbod.  Niet enkel de hoofddoek moet in de kast blijven, ook alle uitingen van gender en homo- identiteit. Wie voor een exclusieve vorm van neutraliteit pleit moet immers consequent zijn. 

Overheid moet goede voorbeeld geven

We begeven ons op een zéér hellend vlak, dat is duidelijk.  Een kwalijk neveneffect van deze politiek is dat de drempel om zich agressief te gedragen tegen holebi’s en transgenders verlaagd wordt. De overheid geeft immers het slechte voorbeeld in het afwijzen ervan. Als de overheid uitdrukkelijk zegt dat openlijke holebi’s en moslima’s niet mogen achter het loket  geeft ze daarbij het signaal dat daar iets fout mee is, in tegenstelling met het dragen van een trouwring.Nordine Saidi_0002.jpg  Voor minder stabiele personen een aanmoediging om op plaatsen waar holebi’s, transgenders en moslims  wel zichtbaar zijn die afwijzing op een agressieve manier te uiten. We leven immers in een maatschappij waar geweld een realiteit is: homo- en transfoob geweld door het publiek, islamofoob geweld door de politiediensten. Lees maar eens wat Nordine Saidi overkwam.

De ‘bevrijde’ homo en de ‘onderdrukte’ moslima 

Sommigen zien een ander onderscheid in het debat tussen hoofddoeken van moslima’s en het genderoverschrijdend gedrag van holebi’s en transgenders. Voor holebi’s en transgenders wordt het uiten van de levensstijl als een vorm van bevrijding gezien.  Moslima’s daarentegen worden onderdrukt. Zichtbaar afwijkend gendergedrag zou een teken van bevrijding zijn, zichtbaar ‘moslimgedrag’ zou een teken van onderdrukking zijn.Anke Vandermeersch_0002.jpg  “De hoofddoek is immers het symbool bij uitstek van de minderwaardige positie van de vrouw binnen de islam. Het Vlaams Belang dient een voorstel in om hoofddoek te verbieden in Antwerpse gemeenteraad en districtsraden” schreef Anke Vandermeersch (foto).  Ook professor Etienne  Vermeersch – die niet verdacht kan worden van VB-sympathie – blijft daarop hameren.  Hij wordt daarin tegengesproken door moslima’s en het is een debat waarvan het einde nog niet in zicht is.   

Respect voor verschillende visies

Nadia Fadil_0001.jpgEén van die moslima’s is Nadia Fadil. In een interview met De Morgen zegt ze: “Betekent progressief zijn dat je wil dat iedereen hetzelfde progressieve gedachtegoed gaat overnemen? Een soort progressief imperialisme? Een bepaalde westerse elite is er blijkbaar nog altijd van overtuigd dat we naar een soort eindpunt in de geschiedenis gaan. Dat er een universele manier bestaat om mens te zijn, en dat het maar een kwestie van tijd is voor iedereen die hogere vorm van ontwikkeling zal bereiken. Ik denk dat dat niet zo is. Ik denk dat er zeer uiteenlopende visies bestaan over wat emancipatie is. En dat Vlaanderen, en bij uitbreiding heel Europa, dat pluralisme maar beter kan omarmen.”  Vanuit de LHBT-beweging kunnen we enkel bevestigen dat er uiteenlopende opvattingen zijn over emancipatie van holebi’s en transgenders.  Denk maar aan hoe moslims die holebi zijn met hun geaardheid omgaan. 

Falko_Moslima_188938_2.jpg

Drie redenen om een hoofddoek te dragen 

In een reactie van de Vooruitgroep op Etienne Vermeersch wordt een onderzoek geciteerd naar de betekenis die moslima’s geven aan het dragen van de hoofddoek. 

In 1994 deden de sociologen Françoise Gaspard en Fahad Khosrokhavar onderzoek naar de betekenis die moslima’s geven aan het dragen van de hoofddoek. Hun onderzoeksinteresse was gewekt door de toenemende aanwezigheid van de hoofddoek op Franse scholen, en specifiek door drie moslimmeisjes die werden geschorst van een school in Creil in Noord Frankrijk in september 1989. De onrust van hogerhand over de vereenzelfbaarheid met republikeinse waarden kreeg een startschot. Zelfs koning Hassan van Marokko zou interveniëren. Dit zou leiden tot het boek “Le Foulard et la République” in 1995.  De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de hoofddoekdraagsters onder te verdelen zijn in drie groepen die verschillende redenen hebben om de hoofddoek te dragen. Belangrijk is dat geen van de groepen beantwoordt aan het beeld van de hulpeloze moslima die gedwongen wordt door de gemeenschap en door ouders die vastklitten aan hun geloof en tradities, noch aan een essentiële karakteristiek van moslims die hen weerhouden om aan deze samenleving te participeren. 

De eerste groep die de onderzoekers aantreffen, zijn vrouwen uit volgmigratie van de jaren ’60. De hoofddoek staat voor hen voor een religieus maar ook ‘etnisch’ symbool die hun identiteit markeert. Deze zijn een kleine minderheid.  
De tweede groep is een groep die druk ervaart vanuit de gemeenschap of familie, en de hoofddoek gebruikt als negotiatiemiddel om studies verder te zetten of werk te vinden. Eens hun studies zijn afgelopen, geven velen van hen aan de hoofddoek niet langer te zullen dragen. De groep werd ‘de lakse dragers’ genoemd. 
De derde groep kiest ervoor de hoofddoek te dragen als identiteitsmarker, los van het feit of hun moeder de hoofddoek draagt of er zelfs negatief tegenover staat. Het gaat vooral om adolescenten die goed opgeleid zijn en contact hebben met moslimorganisaties. De doelstelling is een erkenning van hun identiteit in de maatschappij en publieke sfeer, wat het dragen van de hoofddoek ‘een politiek statement’ maakt. Het gaat dus niet om onderwerping, zoals de exegetische lezing klinkt, maar als een middel om de maatschappelijke onderdrukking en ontkenning tegen te gaan. De hoofddoek geeft hen de legitimiteit die hen moreel wordt ontkend in de maatschappij en zelfs in hun eigen gemeenschap. Ze zien zichzelf als deel van de Franse politieke gemeenschap met een dubbelidentiteit van ‘moslim-Frans’.   

Schending van de neutraliteit door weigerambtenaren 

Lillian Ladele0001.jpgZijn alle ambtenaren zo stipt en neutraal in hun handelen? Op 15 januari 2013 steunde Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) het ontslag van de Engelse weigerambtenaar Lillian Ladele (foto). Zij was in 2007 door de Londense deelgemeente Islington ontslagen omdat zij als christen weigerde om homoseksuele relaties te registreren.   Daarna is ze in Groot-Brittannië aanvankelijk door de rechter in het gelijk gesteld, maar in hoger beroep haalde ze alsnog bakzeil.  Voor zover bekend droeg deze dame geen uiterlijke kenmerken van haar religie. COC Nederland greep de uitspraak aan om in Nederland definitief  een einde te maken aan het fenomeen weigerambtenaar.  
 
Dit is van een heel andere orde dan het dragen van een hoofddoek. Hier doet een ambtenaar gewoon haar job niet. Dat zou overeenkomen met een (denkbeeldige) situatie van een moslima die weigert een homo aan het loket te helpen omwille van zijn seksuele geaardheid.  Dergelijke schendingen van de neutraliteit zijn ons in België niet bekend en dat is maar goed ook.  Een ambtenaar die van plan is om – wegens racistische, seksistische of homofobe redenen – te weigeren iemand te bedienen hoeft daarbij trouwens geen uiterlijke kenmerken zoals een hoofddoek of een regenboog-t-shirt te dragen.  Neutraliteit kan op elk moment door eender wie geschonden worden, welke outfit hij/zij op dat moment ook draagt.  Het idee opperen dat mensen niet in staat of bereid zijn om neutraal te handelen als ze een hoofddoek dragen is de wereld op zijn kop zetten. Een homofobe moslima hoeft geen hoofddoek op haar hoofd om als ambtenaar iemand slecht te helpen aan het loket.  Een sympathisant van het Vlaams Belang heeft evenmin een speldje van zijn partij op zijn jas nodig om zich racistisch te gedragen tegenover een Marokkaan die een inlichting komt vragen. 

Neutraliteit_0004.jpgSu-per-di-ver-si-teit 

Een nieuwe samenleving vraagt om nieuwe samenlevingsvormen en –regels. Superdiversiteit beschrijft als concept die nieuwe migratie die zich vanaf de jaren 90 in ongeveer alle Europese steden voltrokken heeft en de samenstelling van alle landen grondig veranderd heeft. Die superdiversiteit kleurt niet alleen de grootsteden, ze kleurt België. Op het Belgisch grondgebied leven in totaal mensen uit 194 verschillende landen. België is dus niet te verwarren met een homogene natie, waar ook enkele migranten aanwezig zijn. Terwijl in de media gefocust werd op die ‘oude migratie’ en de nood tot (her)homogenisering om de natie te redden, onderging onze samenleving diepgaande en structurele veranderingen. Superdiversiteit is in België de norm geworden. Van homogeniteit is al lang geen sprake meer. Ook de grotere zichtbaarheid van holebi’s en transgenders draagt bij tot die superdiversiteit.  Als we willen dat het doorbreken van de heteronormativiteit geen dode letter blijft zal men deze zichtbaar moeten maken.  De overheid heeft hier een voorbeeldfunctie te vervullen. 

De LHBT-beweging heeft er alle belang bij om voor de inclusieve neutraliteit te kiezen. België is een smeltkroes. Dat zie je op straat en dat zie je ook op de jaarlijkse pride.  Een onderscheid maken tussen wat mensen mogen dragen in de lokettenzaal (als klant) en achter het loket (als ambtenaar) staat haaks op dit nieuwe maatschappijbeeld. Nostalgie naar de jaren ’50 mag niet de norm zijn. 

167812_156419464407262_6.jpg